Viforpark

Op het prikbord stond dat we om halfnegen verwacht werden bij de ingang van het Viforpark, met potlood en schrift. Iedereen die al wat langer in Boskoop woonde wist zo langzamerhand wel waar dat was. Op de fiets vanuit de studentenflat waren we er binnen tien minuten. Het was maart, maar het vroor nog behoorlijk. Bovendien had het die nacht nog gesneeuwd.

Onze eerste buitenles plantenkennis kon beginnen. Meneer Beijer legde kort uit wat de bedoeling was en begon meteen met de eerste boom; de Latijnse en de Nederlandse naam, de typische kenmerken. Standplaatsbehoeften en zo verder. Ik had mijn handschoenen nog aan na het fietsen. Mijn handschrift was zo schrijvend, bijna onleesbaar merkte ik. Dus toch maar uitdoen die wanten. Inmiddels liep meneer Beijer met beide handen in z’n zakken alweer naar de vierde struik. Mijn balpen begon te haperen. Stukjes tekst vielen weg. Door goed te krassen ontstond er een soort braille, dat nog net leesbaar was. “Volgende keer een potlood mee, he?!” Meneer Beijer had een door weer en wind getaande kop. We begrepen nu waarom. Bij de tiende boom waren m’n vingers zo koud geworden, dat ik zelfs de namen meer kon krassen in het schrift. Na twee lesuren kou lijden stopte de les, zo’n veertig bomen en struiken verder. “Ik raad jullie aan de notities zo snel mogelijk uit te werken en daarna opnieuw deze route te lopen”, zie meneer Beijer met een knipoog: “Tot volgende week maar weer.” Sindsdien waren bij de Boskoopse middenstand alle vingertoploze handschoenen uitverkocht.

Gelukkig brak na de eerste lessen al snel het voorjaar aan. Luisteren en snel schrijven ging steeds beter. Zelfs het uitwerken was niet meer nodig. Iedere les werd de plantenlijst aangevuld met zo’n veertig bomen en struiken. Heel het Viforpark, het parkje tegenover station Boskoop en de toegangswegen werden dor ons bezocht. De talrijke Boskoopse kwekers hadden het voor elkaar gekregen om vanuit hun collectie meer dan vijfhonderd nakomelingen weg te planten in dit gebied. Paniek maakte van ons meester. Hoe konden we dit ooit allemaal leren?! Vele mooie voorjaarsavonden liepen we daar rond om de stof eigen te maken. “De Gaiten zijn weer bezig; altijd een gezellige drukte in de Boskoopse parken.” Door de Boskopers werden we geiten genoemd omdat we overal blaadjes afhaalden. Uiteindelijk viel het toch nog best mee. Je leerde de planten vrij gemakkelijk in de volgorde zoals meneer Beijer de route had gelopen. Nog steeds weet ik dat na de Lonicera tatarica de Weigela floribunda kwam en daarna het perkje met de Deutzia gracilis. Dan de hoek om op het gras een Hamamelis mollis. Uiteindelijk kon je de stof leren zonder ook maar naar de plant te kijken.

Maar o wee, op de dag des oordeels bleek dit toch niet de juiste methode te zijn. Iedere week liep meneer Beijer met zo’n twintig studenten de parken door. Als hij in de gaten kreeg dat je een ‘routestamper’ was, dan kon hij altijd wel ergens een onooglijk struikje vinden, dat je even had gemist. Dan kwam het er op aan: kon je de plant herkennen of wist je alleen dat in Boskoop in het Viforpark je de naam van de plant wist tussen de Lonicera en de Deutzia. Mijn achternaam begint met een M, dus was ik pas in de derde week aan de beurt. Meneer Beijer was wat de becijferinh betreft een pragmatisch man. Als je het standaard assortiment goed beheerste dan had je in ieder geval een zeven. Betrapte hij je op betweterigheid, dan vond hij altijd wel een zaailing tussen de tegels of een stekje langs de slootkant, waar je dan al of niet uitkwam. Hoger dan een acht was onmogelijk. Ik kon een zeven-en-een-half bijschrijven.

Wim van Midwoud