De wilgbladige sierpeer

Pyrus salicifolia ‘Pendula’, de wilgbladige sierpeer.

Er zijn een dertigtal soorten peren en deze komen en voor in Europa, Azië en Noord-Afrika. De gewone wilde peer, Pyrus communis, waar de meeste consumptie peren cultivars van zijn is inheems in Europa en West Azië.
Pyrus salicifolia, inheems in de Kaukasus, is een klein boompje met hangende twijgen en wordt in Nederland mondjesmaat gekweekt en is als sinds 1780 in cultuur. Pyrus salicifolia ‘Pendula’ is een iets meer aangeplante treurvorm en is al in cultuur sinds 1854. Beide zijn te bewonderen in het arboretum.
Peren en sierperen worden meestal geënt. Enten is een vorm van veredelen waarbij een onderstam wordt gekweekt waarop later een griffel wordt geënt. De wortels en de takken zijn dus van twee verschillende planten. Uitgaande van de goede combinatie onderstam en ent kan een dergelijke plant jaren goed gedijen, de meesten kunnen onder goede omstandigheden zeer oud worden. Een bekende boomspecialist hield eens op zijn website een pleidooi alleen nog maar bomen aan te planten met twee namen. Dit houdt dus in geen cultuurvariëteiten meer aan te planten, nu zijn sommige cultuurvariëteiten zwakker dan de soort terwijl het verschil niet zo groot is. Er zijn ook cultuurvariëteiten die minstens net zo sterk zijn en soms (in ons klimaat en bij onze grond) zelfs sterker. Je moet er toch niet aan denken dat bijvoorbeeld de mooie slanke Italiaanse populier (Populus nigra ‘Italica’) uit ons landschap zou verdwijnen. Gelukkig zijn er nog (enkele) boomdeskundigen met voldoende kennis van het sortiment die weten wanneer ze met succes soorten en wanneer ze met succes cultuurvariëteiten aan kunnen planten.
Terug naar de sierpeer. Prachtig kun je zien dat de onderstam meer diktegroei vertoont dan de ent (zie foto). De Pyrus salicifolia ‘Pendula’ op de foto is “bovenveredeld”. De kweker heeft destijds de griffel op een hoge onderstam geënt. Tegenwoordig wordt vaak (niet altijd) “onderveredeld”, daarna wordt uit de griffel ook de stam gekweekt.
Bij een juiste combinatie onderstam en griffel verkort enten geenszins de levensduur van de plant, het levert wel mooie vergroeiingen op.Pyrus salicifolia ‘Pendula’ heeft dunne twijgen en smal
blad wat wel wat op wilgenblad lijkt. Twijgen en bladeren zijn voorzien van vele korte haren wat de plant zijn typisch grijze uiterlijk geeft. Als boompjes wordt deze sierpeer ongeveer 6 m hoog en op den duur bijna net zo breed. Hij bloeit net als alle peren wit, wat niet echt opvalt tussen het grijze blad, zeker niet van een afstand, en hij draagt bijna geen vrucht. Ook uitstekend als leiplant te gebruiken, bijvoorbeeld als dakboom, in plaats van de afgezaagde dakplataan, of als poortje geleid in plaats van de meestal hiervoor gebruikte Haagbeuk.
Pyrus salicifolia en Pyrus salicifolia ‘Pendula’ zijn gezonde probleemloze bomen, eigenlijk vreemd dat ze zo weinig toegepast worden.
Op De Nieuwe Ooster kunt u ze vinden op vak 25.

Maarten H. van Atten, dendroloog