De Nieuwe Ooster, destijds de Nieuwe Oosterbegraafplaats geheten, is aangelegd in 1894. Sinds 1994 is een crematorium toegevoegd waarna de naam veranderd is in De Nieuwe Ooster, begraafplaats, crematorium en gedenkpark.
De oude Oosterbegraafplaats was gelegen aan de rand van het Oosterpark waar nu het Koninklijk Instituut voor de Tropen gehuisvest is, evenals het Tropenmuseum.
De aanleg
Aan het eind van de negentiende eeuw kocht de gemeente Amsterdam een terrein van 16 hectare van de toenmalige gemeente Watergraafsmeer met als doel buiten de stadsgrens een begraafplaats aan te leggen. De ruimte van de ‘oude’ Oosterbegraafplaats was niet toereikend om alle doden te bergen. De stad groeide immers snel. Voor de aanleg werd een aantal bekende landschapsarchitecten uitgenodigd om middels een prijsvraag een ontwerp in te leveren. Uiteindelijk is gekozen voor het ontwerp van de heer Leonard Anthony Springer. Het ontwerp stond bekend onder de naam `Stof` en had het karakter van een landschappelijk wandelpark.
In dit ontwerp was ruimte gecreëerd voor een Columbarium/Mausoleumgebouw dat vanwege de financiële situatie van de gemeente Amsterdam echter nooit gebouwd is.
Kenmerkend voor het ontwerp zijn de slingerende paden gelegen rondom de centraal gelegen `Krakeling`, het brede hoofdpad. Vanuit het aulagebouw liep je door de rechte hoofdlaan, de Laan van de Hemel.
Met nog een aantal uitbreidingen in 1916, 1930, 1942 en 1954 kreeg de begraafplaats de uiteindelijke grootte van 33 hectare.
De beplanting
Springer stond bekend als groot `dendroloog` (dendrologie is boomkunde). Hij hield er van om exoten en inheemse beplanting naast elkaar te zetten. Meteen bij de aanleg is een groot assortiment beplanting gebruikt. Het Algemeen Dagblad van 20 november 1890 deed verslag hoe het allemaal moest worden: “het ruim 2½ meter opgehoogde terrein wordt geheel tot park aangelegd, met kronkelende paden, schaduwrijke paden, schilderachtige boomgroepen, heesterboschjes, kreupelhout enz., waartoe bijna 1500 boomen, ruim 300 coniferen (sparren en dennen) en meer dan 22.000 bloei- en groenblijvende struiken zullen worden geplant”. Een echt beplantingsplan is tot op de dag van vandaag nooit teruggevonden. We weten dus niet met zekerheid waar Springer welke bomen geplant heeft. Gezien de ouderdom van sommige nu nog aanwezige bomen kunnen we vrijwel zeker stellen dat deze vanaf de aanleg tot nu nog op diezelfde plek staan.
Uiteraard zijn door de jaren heen bomen verwijderd vanwege natuurlijke uitval (ziekte, storm), dunning, of de aanleg/restauratie van een grafvak. Gelukkig hebben de voormalige beheerders van de begraafplaats altijd weer bomen teruggeplant. Veelal werd de soortkeus overgelaten aan het hoofd van de beplanting of de opzichter.
De Nieuwe Ooster als arboretum
Al vele jaren staat het gedenkpark van De Nieuwe Ooster ook bekend als arboretum. Veel mensen hebben hun steentje hier aan bijgedragen. De huidige omvang bomen had nooit tot stand kunnen komen zonder de inzet van veel tuinlieden, opzichters, en beheerders. Zonder iemand te kort willen doen, willen we een aantal mensen bij naam noemen die zich hier voor ingezet hebben: de heer van der Wal, de heer Vrijhof, Henk Blom, Karel de Beurs, Wim Vlaanderen, Fred Steman, Ger Bus, Sjaques Messing, Bert Hilhorst. Momenteel bezit het arboretum een aanzienlijke collectie van verschillende soorten naald- en loofbomen en coniferen. Dit aantal zal toenemen omdat het streven is soorten aan te planten die nog niet op het park staan. Hierdoor zal het aanzien van het park als arboretum toenemen.
Van belang is dat het werk van de mensen uit het verleden, vanaf Springer tot nu, voortgezet wordt. Over honderd jaar en verder moet De Nieuwe Ooster nog steeds een bijzonder en waardevol arboretum zijn met een grote en waardevolle collectie bomen.