Styphnolobium japonicum, Japanse honingboom uit China
Onder dendrologen is er altijd ‘gedoe’ over plantennamen. Zo hebben we bijvoorbeeld de Japanse honingboom, maar die is afkomstig uit China. En nu is de Japanse honingboom ook nog van gender veranderd. Ja echt. Sommige naamsveranderingen zijn vrij zinloos en maken het werk er niet makkelijker op – dit is daar weer een goed voorbeeld van. Japanse honingboom is een weinig aangeplante maar wel zeer bekende boom. We mochten haar jarenlang Sophora japonica noemen.
Totdat enkele deskundigen een andere naam ervoor verzonnen, voortaan moeten we hem Styphnolobium japonicum noemen.
Sophora is een uitgebreid geslacht met ca. 60 soorten, waarvan de meeste niet winterhard zijn. De meeste soorten heten nog gewoon Sophora – bijvoorbeeld het leuke, witblauwe struikje Sophora davidii, die het prima in onze tuinen uithoudt en (strenge) winters goed doorstaat. De Sophora soorten hebben van die stikstof-bindende wortelknolletjes. Alleen bij Sophora japonica ontbreken deze. Daarom heet Sophora japonica voortaan Styphnolobium japonicum.
Styphnolobium is een samentrekking van de Griekse woorden stuphnos = wrang, en lobion = peultje. Wrang peultje dus, maar wie gaat er in vredesnaam peulen van de Japanse honingboom eten?
Styphnolobium heeft een gegroefde stam en groen, veervormig gedeeld blad en lijkt daarom op de Robinia. Het verschil is eenvoudig: Styphnolobium heeft groene twijgen en takken; Robinia heeft bruine twijgen en takken.
Styphnolobium japonicum bloeit (net als al zijn familieleden) met tweezijdig symmetrische bloemen. De boom kan geheel bedekt zijn met trossen met deze roomwitte bloemen, al moeten we wel wachten tot na zijn pubertijd en bloeit de boom pas na een jaar of 20. Er zijn wel mooie cultuurvariëteiten die al wel veel jonger bloeien, bijvoorbeeld de Styphnolobium japonicum ‘Fleright’.
Het is een boom die hier in het westen een meter of 15-18 hoog wordt en een ronde kroon vormt. De boom doet het goed in de verharding, verdraagt strooizout, strenge winters en droogte, dus waarom zo weinig aangeplant? Zeer natte en venige gronden zijn wat minder geschikt. De vlezige wortels rotten dan makkelijk, de conditie gaat achteruit en de stabiliteit wordt minder.
Bij aanplant is een goed ontwaterende plantplaats met voldoende vochthoudend vermogen natuurlijk wel een voorwaarde. En een verharding die niet in de boomspiegels afwatert.
Nog even over stikstof…….
Styphnolobium en Sophora zijn leden van de familie der vlinderbloemigen, de Fabaceae. Buiten de Styphnolobium hebben veel leden van deze familie wèl van die stikstof-bindende wortelknolletjes, waarin door een samenwerking met Rhizobium, een bacterie die in een wortelknobbeltje leeft, wèl stikstof uit de lucht wordt gebonden, in de wortelknolletjes wordt opgeslagen en dat pas weer vrijgeven na de dood van de plant/boom. Dus zouden brede stroken met houtige vlinderbloemigen rond boerderijen als opvang van de stikstofuitstoot een charmante, natuurlijke oplossing kunnen zijn.
En als we denken aan de recente reuring – de aanbouw van woonwijken wordt stilgelegd, vanwege stikstofuitstoot bij de bouw? De architect zou in zijn/haar ontwerp direct de aanleg van groensoorten moeten meenemen die expliciet extra stikstof opnemen, zoals Sophora davidii rond bomen en in plantsoenen, en stikstofbindende bomen zoals Alnus soorten (Els) en vlinderbloemige bomen die goede stikstofbinders zijn, zoals Cercis (Judasboom) en Robinia (Valse acacia) Voor woonwijken die zijn ontworpen met deze stikstofbinders, zou zonder problemen vergunning gegeven moeten worden, lijkt mij zo.
Styphnolobium japonicum is te bewonderen in vak 25 en 36.
In vak 24 is de sierlijke treurvorm te bewonderen, de Styphnolobium japonicum ‘Pendula’.
Maarten H. van Atten, dendroloog en European Tree technician.
Voor meer bomennieuws: twitter, volg @maartenvanatten