De erfenis van Arend van de Beld

De Sorbus-collectie van Arboretum De Nieuwe Ooster

Het Arboretum heeft een 30-tal verschillende soorten van het geslacht Sorbus, waar de soorten Lijsterbes en Meelbes onder vallen. We hebben zoveel varianten dankzij Arend van de Beld, die als ‘chef tuin en kassen’ 40 jaar van zijn leven heeft gewijd aan het in stand houden en uitbreiden van de Hortus botanicus van de Vrije Universiteit van Amsterdam (1967-2016). Na verlies van een deel van het tuinoppervlak en vechtend voor het voortbestaan, heet de tuin tegenwoordig Botanische Tuin Zuidas. Arend had uit verschillende Europese en Aziatische botanische tuinen Sorbus-zaad ontvangen. Josje Bicker heeft dat in 2008 gezaaid en de jonge plantjes gekoesterd. Het waren echter zoveel soorten dat Arend ze niet kwijt kon. Hij gaf ook rondleidingen in ons bomenpark en was bevriend met Johan Mullenders onze boomspecialist. Arend bood daarom een deel van zijn Sorbus-verzameling (Fig.1) aan het arboretum aan. De veelal zeer jonge boompjes werden liefdevol verzorgd totdat ze een formaat hadden waarbij ze niet onmiddellijk konden worden omvergelopen. Daarna zijn ze verspreid over een aantal vakken (o.a. vak 58 en 71). Helaas heeft Arend hun groei niet kunnen meemaken. Hij stierf veel te jong in 2013 en heeft eeuwige rust gevonden onder de Magnolia kobus bomen op vak 71. Nu 10 jaar later, is het tijd om de Sorbus-collectie onder de aandacht te brengen als hommage aan Arend. (Fig.2)


Sorbus
Het geslacht Sorbus wordt gedateerd op zo’n 42 miljoen jaar geleden [1]. Door het uit elkaar drijven van de continenten en het scheiden van gebieden door hoge bergen zijn tussen de 100 en 200 soorten ontstaan. Dat komt vooral doordat Sorbus zaad kan zetten zonder bevrucht te worden (apomictische of ongeslachtelijke voortplanting). De daaruit ontstane planten wijken vaak af van de ouderplant, maar kunnen zich wel verspreiden waardoor lokaal een nieuwe soort kan ontstaan. Of dit daadwerkelijk aparte soorten zijn, is binnen de botanische wereld onderwerp van discussie.


Lijsterbes
De Wilde lijsterbes (Sorbus aucuparia) heeft een geveerd blad met fijn getande deelblaadjes. De variatie in de lijsterbessen zit in het aantal deelblaadjes (13-21), de vorm van de deelblaadjes, de mate van ‘getandheid’, de vorm van de tanden (afgerond of bijna naaldvormig) en de kleur van de bladsteel (geel-groen-rood). De bloemen zijn bijna altijd wit tot witgeel en vormen staande trossen. De bessen zijn daarentegen weer heel karakteristiek voor de verschillende soorten en variëren van donkerrood, oranje, geel, tot roze-wit en wit. (Fig.3) Er zijn zelfs soorten met een witte bes met een roze petje. De bessen zijn vrij bitter en de zaadjes zorgen voor darmproblemen, maar vogels zoals lijsters, merels en spreeuwen waarderen de bessen ten zeerste. Ze heten niet voor niets lijsterbessen. Daarnaast zijn de bessen in het najaar belangrijk voor migrerende vogels zoals de kramsvogel, de koperwiek en de pestvogel. De vogels zorgen door het uitpoepen voor de verspreiding van de zaden. (Fig.4)

Bijzonder grote bessen worden gemaakt door de Sorbus domestica (Tamme lijsterbes). Deze plant heeft net als de Sorbus aria (hieronder) twee keer zoveel chromosomen (dragers van het genetische materiaal) dan de originele lijsterbes. Hoewel de bessen daadwerkelijk op peren lijken en erg groot zijn (Fig.5), zijn ze net als bij de mispel pas eetbaar wanneer ze overrijp zijn.

De bessen worden ook door mensen gewaardeerd als jam of sap en in traditionele geneeskunde gebruikt tegen ademhalings- en darmproblemen (zonder de zaadjes), reuma, kanker en diabetes. Tegenwoordig wordt onderzoek gedaan naar de chemische samenstelling van de bessen om te kijken of de werking van de bessen verklaard kan worden [3].

Meelbes
De Meelbes (Sorbus aria) komt van nature voor in Midden- en Zuid-Europa en heeft een ongeveerd glanzend blad dat doet denken aan sommige meidoornbladeren. De bloemen lijken op die van de lijsterbes en de bessen zijn scharlakenrood. Waarom de boom Meelbes wordt genoemd heb ik niet kunnen achterhalen. De bessen zijn zoeter dan die van de lijsterbes en worden ook door vogels zeer gewaardeerd.

Hieronder ziet u (op schaal getekende) afbeeldingen van de verschillen tussen de blaadjes van enkele lijster- en meelbessen die te vinden zijn in Arboretum De Nieuwe Ooster.

De Sorbus hybrida (Finse meelbes en embleem van de Finse dendrologische vereniging) is een hybride van de S. aucuparia en de S. aria (Lijsterbes x Meelbes), wat ook aan de blaadjes te zien is omdat het begin van het blad geveerd is met 4-6 paar blaadjes, terwijl de rest van het blad versmolten is. De Sorbus intermedia(Zweedse meelbes) heeft ongeveerde dondergroene glanzende bladeren, die slechts ondiep gelobd zijn.

Meelbessen hebben gemeenschappelijk dat de nieuwe bladeren zeer behaard zijn waardoor ze een zachte lichtgroen-grijze uitstraling hebben wanneer ze nog jong zijn. In het voorjaar wanneer de bomen net uitlopen word je in sommige straten van Amsterdam omgeven door een haag van zachte welwillendheid. Alsof de bomen nog een deken tegen de koud nachten dragen. Later wordt de bovenkant van het blad steeds donkerder en kaler terwijl de onderkant grijs en wollig blijft. Een voorbeeld is de Haquartstraat met aan eén zijde een prachtige rij met S. aria ‘Magnifica’ bomen of de Rubensstraat met een mengsel van Zweedse meelbessen en Meelbessen.

Hoewel van sommige lijster en meelbessen uit de erfenis van Arend niet bekend is of ze ook echt afwijken van de bekende soorten en varianten, lijken de meeste toch unieke kenmerken te hebben (Fig. 6). Hoewel S. teodorii en S. erubescens erg op elkaar lijken, zijn de bladeren voldoende verschillend om ze ieder een eigen naam te geven. S. erubescens- deelblaadjes zijn veel meer vergroeid (op weg naar het blad van de Finse meelbes) dan die van S. teodori (net ontsnapt aan de lijsterbes bladversie). Ook zijn de bladstelen anders van kleur (zie tekeningen hierboven). De S. barthai, lijkt wel heel erg veel op de S. aria. Misschien dat ze wanneer ze ouder worden ons pas echt gaan vertellen wie ze zijn.

Tanneke den Blaauwen

Literatuur
(1). Meng Li, Tetsuo Ohi-Toma, Yun-Dong Gao, Bo Xu, Zhang-Ming Zhu, Wen-Bin Ju, Xin-Fen Gao (2017) Molecular phylogenetics and historical biogeography of Sorbus sensu stricto (Rosaceae), Molecular Phylogenetics and Evolution, 111: 76-86, https://doi.org/10.1016/j.ympev.2017.03.018.

(2) Martin Feulner and others, (2019) Central European polyploids of Sorbus subgenus Aria (Rosaceae) recurrently evolved from diploids of central and south-eastern Europe: evidence from microsatellite data, Botanical Journal of the Linnean Society, Volume 191, , Pages 315–324, https://doi.org/10.1093/botlinnean/boz053

(3). Galanty, A. & Podolak, I. (2020) Ethnopharmacologically important but underestimated genus Sorbus: a comprehensive review. Phytochem Rev 19, 491–526 https://doi.org/10.1007/s11101-020-09674-9

(Fig.1) Arend van de Beld (links) met Johan Mullenders (rechts) die de jonge Sorbussen met de aanhanger komt ophalen.

(Fig. 2) Een van de vele boomlabels ‘met dank aan Arend’.

(Fig. 3) Bessen van de Sorbus ‘Wilfrid Fox’

(Fig.4) Bessen van de Sorbus ‘Autumn Spire’

(Fig.5) Peertje van Sorbus domestica var. pyriformis