Chimaerae, fabel of feit?

De chimaera uit de mythologie is een monsterlijk schepsel, een mengelmoes van leeuw, geit en slang. Het lichaam van het schepsel is opgebouwd uit cellen van verschillende soorten, dus hoe is dat nu mogelijk? En hoe is het mogelijk dat we zo’n schepsel in Amsterdam hebben?

Nu gaat deze rubriek over bomen (soms over heesters) dus een vreemd dier valt af, maar zo’n curieuze plant is er wel.

Jean Louis Adam, boomkweker te Vitry (nabij Paris) kweekte Chamaecytisus purpureus (syn. Cytisus purpureus, Purperen of paarse brem). Nu is Chamaecytisus een struikje en opbinden aan een stok om hogere exemplaren te krijgen, dat lukte niet. Toch wilde hij graag Chamaecytisus purpureus op een stammetje kweken.

Enten doe je in de regel op een onderstam van hetzelfde geslacht, omdat ent en onderstam anders niet vergroeien. Binnen sommige families verdragen verschillende geslachten elkaar wel en ontstaat er na enten toch een levensvatbare plant. Zo kun je een Syringa op een Ligustrum enten, en een Sorbus op een Crataegus. En een Cytisus op een Laburnum.

Dus Jean Louis entte in 1826 Chamaecytisus purpureus op Laburnum anagyroides (Goudenregen). Een van de geënte exemplaren gaf een vreemde scheut, met roze, purperen en gele bloemen. In eerste instantie werd de nieuwe ontdekking ‘Laburnum adamii’ genoemd, ervan uitgaande dat het een hybride is. Maar bij een hybride zijn de cellen van twee ouders met elkaar versmolten en heeft de hybride variant cellen met allemaal hetzelfde DNA. In een chimaera of entbastaard komen cellen van beide ouders voor. De officiële schijfwijze heeft een +teken voor de naam: +Laburnocytisus adamii.

+Laburnocytisus adamii (Adams goudenregen) is een struik of boompje, dat heel veel lijkt op de Laburnum (Goudenregen). Tijdens de bloei vertoont hij pas zijn ware aard. Vleeskleurig-roze bloemen (van beide ouders) én – omdat takken ‘teruglopen’ naar een van de ouders – ook takken met gele bloemen en (soms) takken met purperen bloemen. Een curieuze verschijning!

Nog zo’n zeldzame plant (hoewel heel wat minder opvallend) werd in 1894 ontdekt in de tuin van M. Dardar te Bronvaux (in de buurt van Metz), nl. de +Crataegomespilus dardarii (Meidoornmispel of Bronvaux mispel). Hier was een Mespilus-ent geënt op een Crataegus monogyna-onderstam. Op de entplaats groeide een tak die duidelijk afwijkend was. De tak en het blad leek wel iets op de Mespilus, in het geheel niet op de Crataegus. Deze plant is wel een echte chimaera, maar ziet er wel geheel eenvormig uit, pas op latere leeftijd komen er takken die teruglopen naar Crataegus monogyna. De bloei is wit met grote bloemen. De bloemen zijn veel groter dan de bloem van een Crataegus, maar iets kleiner dan de bloemen van een Mespilus. Bronveaux mispel heeft kleine vruchten die wel op Mispels lijken.

Zijn er nog meer chimaera’s, ofwel entbastaarden? Er is nog een entbastaard tussen kwee en peer, de voor mij onbekende +Pyrocydonia daniellii, maar verder ken ik niet meer voorbeelden (maar die zijn er vast wel) van dit uiterst zeldzame verschijnsel. Overigens wordt de draakvis ook chimaera genoemd, maar dan niet als aanduiding voor een entbastaard, maar gewoon als soortnaam.

Het enten en opkweken van entbastaarden is echt vakwerk en geeft dan ook nog veel uitval, dus we zien deze aparte planten vrijwel alleen in arboreta en verzamelingen. Het is dan ook bijzonder dat u hier op de Nieuwe Ooster de +Laburnocytisus adamii kunt bewonderen in vak 71.

Maarten H. van Atten, dendroloog en European Tree Technician

Laburnocytisus adamii (Adams goudenregen) op vak 71