Wetenschappelijke naam
Ulmus ‘Camperdownii’
Nederlandse naam
Prieel-iep
Herkomst |
Locatie | overal
Aantal in het arboretum | 99
Plantjaar |

Stevig neerhangende takken die vaak de grond raken. Voorkeur voor een vochtige, luchtige en kalkminnende bodem. Schors is glad en zilverachtig grijs bij jonge bomen. Als de boom ouder wordt, verandert de schors. Deze wordt dan bruin en krijgt een netwerk van brede, grijsbruine richels. De boom heeft stevige, roodbruine twijgen. In de jeugd zijn deze bedekt met kleine haartjes. Knoppen zijn spits en dof roodbruin en bedekt met rode haartjes. Bloemknoppen zijn ronder en zitten lager. Blad: eivormig en omgekeerd eirond; toegespitst met erg scheve bladvoet; bladrand dubbelgetand; maximaal 18 x 9 cm groot. Bladsteel harig; lengte 2-5 mm. Bovenzijde blad: donkergroen en erg ruw; onderzijde bleker van kleur en zachtbehaard.