Inheems in een groot deel van Noord-Amerika alwaar het een geliefde producent van hard hout (‘ironwood’) is. Opvallend is de zeer lage vertakking: de stam wordt vaak niet hoger dan een halve meter. Door de afhangende zijtakken wordt op den duur een kolossale kroon gevormd. De korte stam is bruingrijs, gegroefd en in smalle kleine plaatjes loslatend. Bij oudere bomen steeds donkerder wordend. Jonge twijgen zijn behaard, later kaal. Het lang eironde tot ovale blad heeft een dubbel gezaagde bladrand en verkleurt in de herfst opvallend geel. De bladvoet is meer hartvormig dan bij O. carpinifolia. Bloeiend met geelgroene mannelijke katjes van 4 – 5 cm lengte en vrouwelijke bloemen in kleine aartjes. Deze groeien uit tot vruchten die de vorm hebben van hopbellen en circa 6 cm lang zijn.