Wetenschappelijke naam
Nothofagus antarctica
Nederlandse naam
Antarctische Schijnbeuk
Herkomst | Patagonië, Chili, Argentinië, Australië, Nieuw-Zeeland
Locatie | vak 77
Aantal in het arboretum | 1
Plantjaar |

Hoogte: 8-12 m; breedte 4-6 m. Blad: gekarteld, 2-4,5 cm; ruikt na kneuzing naar kaneel; in de herfst verkleurend naar oranjegeel. De takken van deze soort zijn bezet met witte stippen: de lenticellen. Visgraatstructuur van de takken goed te zien in de winter. Bloei: mei, onopvallend, geelgroen. Vrucht: 6 mm, geurige vierkleppige doosvrucht met drie kleine noten. De zaden van deze soort zijn voor het eerst door de Engelse plantkundige Henry John Elwes in 1902 verzameld bij het Meliquinameer in Patagonië.