Wetenschappelijke naam
Malus sylvestris
Nederlandse naam
Wilde appel
Herkomst | Europa, Zuidwest-Azië
Locatie | bosprieel
Aantal in het arboretum | 6
Plantjaar |

Kleine boom of struik. Hoogte: 10 m, maar de plant is vaak kleiner. Van de wilde appel stammen de gekweekte rassen af. Dichte, lage en koepelvormige kroon met dichte, kronkelende takken. Eivormig blad, met afgeronde of wigvormige voet; toegespitst en gekarteld of gezaagd. Bloei: kleine bloemen met vijf witte kroonblaadjes met een roze waas; gele meeldraden. Schermvormige tros aan de top van de korte loten. April/mei. De vrucht is bolvormig en groenachtig geel met witte spikkels. Soms met een rood blosje. De top en basis hebben een indeuking. Wilde appels zijn zuur, maar smakelijk. Het roodbruine hout is hard en taai. Het heeft een fijne vezel en wordt gebruikt voor snijwerk.