Hoogte: tot 30 m, maar bereikt die hoogte hier zelden. Dichte, brede, koepelvormige kroon. Slanke, dof grijsachtig bruine twijgen met wollige haartjes. Op de twijgen zitten kleine, geelbruine knoppen. Blad: van lang en smal tot eivormig, dik, leerachtig; de bovenzijde van het blad is ruw en glanzend groen. De onderzijde is grijsachtig groen. De bladsteel is wollig behaard en 1-2 cm lang. De boomschors is bruinachtig zwart tot zwart; wordt gebruikt voor het looien van huiden. Groenblijvend, bestand tegen zilte zeewind en luchtvervuiling.