Vleugelnoot

Pterocarya fraxinifolia – vleugelnoot

De Pterocarya fraxinifolia is als boom een opvallende verschijning. Hij groeit statig rechtop en ontwikkelt zich – eenmaal op leeftijd – ook zeer in de breedte. Deze Kaukasiche Vleugelnoot wordt weinig aangeplant en toch kent iedere vakman en menig tuinliefhebber hem, omdat vrijwel ieder dorp en stad er één (of hoogstens enkele) heeft aangeplant. U vindt hem op een opvallende plaats in een park of plantsoen en altijd als solitair, zodat hij de ruimte heeft zich te ontwikkelen.
Gelukkig wordt deze mooie boom nu vaker aangeplant, soms ook als laanboom als het straatprofiel hier breed genoeg voor is. Een goede begeleidingssnoei is noodzakelijk om te komen tot een volwassen boom met de definitieve onderste takken voldoende hoog. Het snoeien vraagt het nodige vakmanschap. Rijdend door de diverse gemeenten zie je toch hierin grote verschillen Aan de grootte van de snoeiwonden op de kaal gemaakte stam herken je al of niet het vakmanschap. De Pterocarya vormt jammer genoeg nogal wat wortelopslag, wat zeker in een plantvak waar vaak geschoffeld wordt, niet wenselijk is. Daarom heeft aanplant in een gazon de voorkeur.
De Pterocarya fraxinifolia komt oorspronkelijk uit de gebergten Kaukasus en Elboers (het skigebied van Iran). Hij groeit daar hoog genoeg om ook in Nederland helemaal winterhard te zijn. De winterknoppen hebben geen beschermende knopschubben en worden door plantkundigen daarom naakte knoppen genoemd. Hierdoor kun je prachtig de roestbruine miniatuurversie van het grote blad al zien, die zich vervolgens in het voorjaar uit de knop ontwikkelt.
Ook de andere Pterocarya soorten, die hier mondjesmaat gekweekt worden (P. rhoifolia uit Japan en China; P. stenoptera uit China en de kruising P. x rehderiana) hebben deze kenmerkende naakte winterknoppen die er fragiel uitzien. Deze gekweekte soorten worden nogal eens als minder winterhard beschreven. Toch wordt echte vorstschade op Vleugelnoten zelden waargenomen.
De Pterocarya is lid van de Okkernootfamilie (Juglandaceae) en heeft net als de Okkernoot de eigenschap om na snoei in het voorjaar flink te gaan bloeden. Dit bloeden heeft in eerste instantie geen nadelige gevolgen voor de groei. De wond droogt echter wel in en sluit zich minder goed af. Zomersnoei heeft daarom de voorkeur, ook omdat in dit jaargetijde veel minder kan is op de ontwikkeling van overvloedig wortelopslag.
Aan het begin van de zomer ontwikkelen zich de hangende bloemaren, die opvallen door hun lengte en vorm. De bloem zelf is onopvallend citroengeel en ontwikkelt zich na de bloei tot een (hoe kan het ook anders) gevleugelde noot. De “katjes” blijven tot in de winter aan de boom.
De Pterocarya fraxinifolia is door Plant Publicity Holland uitgeroepen tot (klim)boom van het jaar omdat de horizontale takken uitnodigen tot “boompje klimmen”. En dat maakt het tot een bijzonder aantrekkelijke boom op speelplaatsen.
Deze mooie boom wordt een kleine 20 meter hoog en uiteindelijk net zo breed, op “hoge” leeftijd zelfs breder. Hij heeft een voorkeur voor een vochtige standplaats, maar groeit op vrijwel iedere grond en verdient het beslist om meer aangeplant te worden!

Maarten H. van Atten (dendroloog.nl).