Een echte boom

Als je net zo veel van bomen houdt als ik, is het een bijna onmogelijke opgave om uit honderden mooie bomen slechts één soort te kiezen. Maar als je tuin niet groot is, zit er niets anders op. Je gaat op zoek naar die éne, de uitverkorene. Want in onze nieuwe tuin in Diemen komt een boom, dat staat vast, maar welke?
Het kost ons geen enkele moeite een longlist op te stellen: in een oogwenk noemen we tientallen lievelingen op. Maar een sequoia of valse christusdoorn in een nieuwbouwtuintje, past dat wel? We pakken Google erbij en zoeken op ‘bomen voor de kleine tuin’. Sommige sites blijken er in gespecialiseerd, met uitgebreid advies. We zijn duidelijk niet de enige met deze grote wens.
Al snel leren we dat er vele kleinblijvende bolbomen bestaan, varianten van gewone bomen. Maar zo’n bolvorm is de karakteristiek van het oorspronkelijke silhouet volledig kwijt, dat willen wij niet. Het moet een echte boom zijn, zoals een kind dat tekent: één rechtopgaande stam met een paar grote zijtakken die een volle kroon vormen. Maar dan in maatje small.
Een meidoorn, adviseert men. Een kornoelje. Of krent. Goed voor vogels ook, die besjes. En mooie bloemen. Maar… meerstammig. En ook al kun je ze opsnoeien, toch vind ik het alle drie planten die de wereld van de struiken niet geheel ontgroeid zijn. Ik wil een enkelstammige boom, waar ik onderdoor kan lopen, waar ik ooit, als hij ouder is, in de schaduw kan zitten.
Een fruitboom, is dat iets voor ons? Vele blijven wat kleiner, met een brede kroon. En je kunt ze goed snoeien. We struinen rond en komen uit bij ‘Red Sentinel’, een sierappel. In herfst en winter is hij gehuld in een mantel van knalrode miniatuur appeltjes. Prachtig! Een week lang spelen we steeds met het appeltakje dat op tafel ligt. ‘Dat rood’, zeg ik, ‘het is dat rood waar ik voor val’. Mijn man knikt. Hoog op onze longlist prijkte al bomen met rood herfstblad, zoals esdoorn en amberboom, maar die leken ons veel te groot.
Het weekend erop lopen we door een Japanse-esdoorntuin in Boskoop. Het is op en top herfst en de zon schijnt vrolijk. Mooier kan het niet. Naast oranje, scharlaken- en karmijnrode esdoorns bewonderen we een vermiljoenrode lijsterbes en een wijnrode amberboom, die fel afsteekt tegen de knalblauwe lucht. Een van de verkopers vertelt dat die laatste niet zo groot wordt als een ‘gewone’ amber. Enthousiast zetten we hem op onze shortlist, nu vier bomen lang: Japanse esdoorn, lijsterbes, amber en de ‘Red Sentinel’. Thuis zoek ik op de site van Arboretum De Nieuwe Ooster in welke vakken ze daar staan, zodat we die vier de volgende dag nogmaals kunnen bekijken.
Nog geen drie weken later sta ik zenuwachtig in de tuin. Ik heb een plek van zo’n twee bij twee meter vrijgemaakt, de uitgebloeide bloemen liggen op de composthoop. Om twee uur gaan wij hem halen, bijna 5 meter lang en 150 kilo zwaar. Gaat het lukken de kolos te planten? De vele, vaak tegenstrijdige, adviezen op internet hebben me in de war gemaakt, maar gelukkig vertelt Johan Mullenders van Arboretum De Nieuwe Ooster ons rustig hoe het moet. Hij heeft de boom voor ons besteld.
Met een shovel legt Johan hem op de aanhangwagen van de tuinman die ons helpt. De stam steekt wel twee meter uit en oogt kwetsbaar zo op zijn kant. Gaat dat goed? vraag ik me af als ik op mijn fiets stap. Thuis graven wij gezamenlijk een groot gat. De tuinman neemt geroutineerd de regie, ik hoef me duidelijk geen zorgen te maken. We mengen voeding door de aarde: compost én de as van onze oude kat, zijn laatste bestemming. Dan trekken we de boom in het gat, zetten hem recht en gooien de grond terug. Daar staat hij dan, fier in de tuin: onze Liquidambar styraciflua ‘Moraine’.

Marisa Stoffers
marisa.stoffers@gmail.com, november 2016