Gymnocladus dioicus, de doodsbeenderenboom

Sommige zeldzame soorten staan in iedere schooltuin en iedere (aankomende) hovenier leert deze soorten. De Gymnocladus is daar een voorbeeld van. Eenmaal in de praktijk herinneren we ons (alleen?) de opvallende Nederlandse naam en die vakmensen die een begraafplaats mogen ontwerpen en/of beheren planten om Gymnocladus_dioicade naam meestal een enkel exemplaar op de begraafplaats. Als de heer Springer, ontwerper van de Nieuwe Ooster, al één van de nu aanwezige Gymnocladussen heeft laten planten, gaat dit verhaal niet op voor de ontwerper van de begraafplaats. De landschapsarchitect Leonard Anthony Springer was tevens dendroloog en had een grote plantenkennis. Een volwassen Gymnocladus is alleen voor de kenner en de betere kijker een opvallende verschijning. En dan nog alleen in de winter. De takken lijken dan op doodsbeenderen, knokig en blauw berijpt. Sommigen zien ook nog in de bladaanhechtingen een doodsbeen. De boom heeft relatief veel lengtegroei en weinig vertakking. Kijkend naar het wintersilhouet is de boom aan de Duitse benaming “Geweibaum” gekomen.
De wetenschappelijke naam is een samenstelling van de Griekse woorden naakt (Gymno) en tak (cladus), wat slaat op de lange periode dat deze boom er zonder bladeren bij staat. Gymnocadus dioicus is inheems in Noord Amerika. De eerste Engelse pioniers ontdekten dat de zaden geroosterd konden worden en dat daar surrogaat koffie van gemaakt kon worden, bij gebrek aan echte koffie. Zo ontstond de Engelse naam Coffeetree. Bij het beoordelen van het ontwerp van een nieuwe wijk voor Stadsdeel Nieuw West maakte ik vorig jaar de ontwerpster een compliment omdat er een straat volledig aangelegd zou worden met Gymnocladussen. De ontwerpster was bij een bezoek aan Amerika onder de indruk geraakt van de vele blauwgrijs berijpte peulen. Ik was zo stom te reageren met het verhaal dat ik in Nederland nog nooit een Gymnocladus heb gezien met vruchten. De Gymnocladus is in het ontwerp Gymnocladus_dioica_bladlater helaas vervangen door de (onder ontwerpers zeer populaire) Gleditsia triacanthus ‘Skyline’. Dioicus betekent twee-huizig. Er zijn dus mannelijke en vrouwelijke bomen. Draagt de Gymnocladus in Nederland geen vrucht vanwege het klimaat of kweken we alleen mannetjes?
De doodsbeenderenboom is een gemakkelijke boom, die graag nat staat, al is een drogere standplaats ook geen probleem. Ziektes komen niet voor, de kroon is niet al te breed en behalve wat begeleidingssnoei tijdens de jeugdfase is onderhoud niet nodig. Het blad is dubbel geveerd en kan zich ontwikkelen tot een indrukwekkende meter lang en breed (in Nederland meestal tot ca 70 cm). In het najaar zeer mooi verkleurend, goudgeel tot oranje. Na het afvallen van het blad blijven de bladspillen nog vaak hangen. De stam is grillig en zeer diep gegroefd. En de stamvoet ontwikkeld zich breed. Toch is de boom naar mijn idee geschikt als laanboom, mits geplant in bredere trottoirs en/of grotere boomspiegels. De boom groeit door tot ca 30 m. Gymnocladus chinensis is de soort die in China inheems is en Gymnocladus burmanicus groeit van nature in Birma, maar deze soorten vindt men in Nederland niet. Gymnocladus dioicus is te bewonderen in vak 50, vak 83 en op het voorplein bij de ingang van het uitvaartmuseum.

©Maarten H. van Atten, dendroloog en European Tree Technician.