Coniferen

Mijn ouderlijk huis stond tegenover een groot plantsoen. Wij, kinderen uit de buurt, vonden het natuurlijk heerlijk om daar te spelen. Dat kon niet onbeperkt, want het plantsoen was aangelegd als gedenkplek voor de gevallenen uit het dorp in de tweede wereldoorlog. Centraal stond een beeld van drie ruggelings tegen elkaar staande figuren: een soldaat met een geweer een boer met een schop en een engel met de bijbel. Via de schop van de boer en de bijbel van de engel kon je prima op de helm van de soldaat klimmen en overzag je zo een groot deel van de gedenkplek. Maar dat liet je wel uit je hoofd, want het resultaat was: naar buiten stappende boze buurtbewoners en tegen het raam tikkende ouders. Respect was een woord dat hier inhoud kreeg. Toch was je hier graag als kind aan het spelen. Dat werd gelukkig wel getolereerd. Verstoppetje was een geliefde bezigheid. Achter vele gedenkplaten, struiken en bomen kon je jezelf prima verstoppen. Aan de rand van het plantsoen stond een -in mijn beleving- enorm hoge conifeer. Vanaf de grond kon je hier gemakkelijk inklimmen. Via de zijtakken die keurig trapsgewijs aan de stam zaten kon je in een mum van tijd tot op grote hoogte stijgen. Zo hoog zelfs dat je over de huizen heenkeek in de achtertuinen. Ook kon je zo goed zien waar degene die hem was met verstoppertje liep en kon je zo ongezien het moment bepalen dat je naar de buut rende. Die conifeer is een belangrijk begin geweest voor de bewondering van het groen. Na de HAVO begon het echte leven pas op de Rijks Hogere School voor Tuin- en Landschapsinrichting in Boskoop. Een school met veel studenten in een relatief klein dorp, dat werd overheerst door kwekers van…coniferen. In de lessen plantenkunde kreeg je steeds na een half jaar bomen, struiken, vaste planten natuurlijk ook de coniferen. Aan de hand van een takje moest je familie-, soort en zonodig ook de variëteitnaam bepalen. Omdat de coniferen vrijwel allemaal wintergroen zijn werd dit onderdeel in de wintermaanden behandeld. Maar ja, coniferen. Waar je ook maar keek in Boskoop, overal zag je de perceeltjes met die knalgele ‘Rheingold’, die gifgroene variëteiten en meer van die griezelige kleurtjes. Hoeveel coniferen de gemiddelde Boskoper wel niet heeft opgepot of gestekt. Dat zal in de miljoenen lopen. Zo’n overkill aan deze plantengroep, waardor de RHSTL-student al snel een natuurlijke afweerreactie ontwikkelde. Wat is er nou boeiend aan zo’n dooie conifeer die er alle seizoenen vrijwel hetzelfde uitziet?! Ook ik had dit afweermechanisme. Zeker tot twintig jaar na deze opleiding is in geen enkel beplantingsplan van mijn hand een conifeer te constateren.

Totdat ik op De Nieuwe Ooster kwam werken. Van de vele honderden soorten in dit gedenkpark zijn er vooral veel conifeer. Een plantengroep die je toch voor geen goud zou willen missen in zo’n oud park. Vooral ook door ouderdom wordt deze groep interessant: hoe ouder hoe mooier. Prachtige, uitgegroeide exemplaren van 10 meter of hoger. Een geweldige Libanonceder in het mausoleumgebied. Het spookachtige coniferenlaantje, waar je regelmatig uilen ziet. De fraaie Ginkgo’s op voorterrein en elders in het park, waarvan het blad zelfs het logo van De Nieuwe Ooster is geworden. De vele groepen met karakteristieke dennen. Voor mij is het wel duidelijk. Ik ben om. Geen park zonder coniferen!

Wim van Midwoud